Geschiedenis

Neem een duik in onze bijna 700 jaar oude geschiedenis

Waarom de paus de kruisboog verbood.

Paus Innocentius II en het Tweede Lateraanse Concilie (1139) verboden christelijke ridders de kruisboog te gebruiken, althans tegen geloofsgenoten. Het gebruik van het wapen tegen moslims en andere 'ongelovigen' was wél toegestaan. Dat dit een onhoudbare wensdroom was vanuit de koker van een instelling die wel raad wist met militaire vraagstukken, bleek al heel spoedig.

De legende van Wilhem Tell
De mannen van gouverneur Hermann Gessier, de oppermachtige landvoogd van Oostenrijk, stonden als aan de grond genageld. Plotseling was hun leider getroffen door een pijl die schijnbaar uit het niets kwam. Hoewel de Hohle Gasse (‘holle weg’) bij de stad Küssnacht ideaal was voor een hinderlaag, was er in de verste verte geen schutter te bekennen. Nadat de Zwitserse jager en vrijheidsstrijder Wilhelm Tell op die manier zijn doodsvijand had geveld, wist hij te ontkomen In 1307 was Tell gearresteerd omdat hij had geweigerd te buigen voor de hoed van de landvoogd. Het hoofddeksel was in het stadje Altdorf op een paal bevestigd, als symbool van de gehate macht van de Habsburgse keizer. Als straf moest de ervaren schutter met zijn kruisboog een appel van het hoofd van zijn zoontje schieten. Als het hem zou lukken, zou hij vrij man zijn; weigerde hij, dan zou hij onmiddellijk ter dood worden gebracht. Tell raakte de appel – maar hij werd niet vrijgelaten. Toen Gessier zijn gevangene vroeg waarom hij tijdens de schietproef een tweede pijl gereed had gehouden, antwoordde Teil dat hij die voor de gouverneur had bestemd voor het geval hij zijn zoontje zou hebben geraakt. Gessier liet daarop Tell in de boeien slaan en wilde hem per boot meenemen naar zijn kasteel in Küssnacht.
Bij het oversteken van het Vierwoudstreken-meer stak echter een hevige storm op. De bemanning wist Gessier over te halen de gevangene het roer in handen te geven. Tell zette meteen koers naar een landtong, sprong overboord en ging ervandoor. Vervolgens haastte hij zich naar de holle weg bij Küssnacht en wachtte in de struiken op zijn slachtoffer. Toen de gouverneur op schootsafstand was, laadde Teil zijn kruisboog, haalde de trekker over en joeg de tiran een pijl door het hart.

Kruisboog en handboog
Uit de legende van Wilhelm Tell blijkt het verraderlijke karakter van de kruisboog. Iemand kon er een ander ongezien en op grote afstand mee beschieten. De Italianen uit die tijd spraken dan ook van de ‘moordenaarsboog’. Een beroemd slachtoffer van het wapen was koning Willem II Rufus van Engeland, die in 1100 tijdens de jacht door een pijl uit een kruisboog werd gedood. De schootsafstand en de snelheid van de pijl maakten het wapen zo bijzonder. Zo’n pijl kon zelfs de sterkste maliënkolder doorboren. Koning Richard Leeuwenhart ondervond dat toen hij in 1199 in Frankrijk, tijdens het beleg van het kasteel van Chalus, dodelijk werd getroffen. Ridders vreesden het wapen omdat het hen kwetsbaar maakte en hun overmacht op het slagveld aantastte. Het gebruik van het wapen was bovendien in strijd met de ongeschreven regels van het ridderlijke gevecht. Die schreven immers voor dat tegenstanders elkaar man tegen man en van dichtbij bevochten. Daar kwam bij dat de kruisboog betrekkelijk eenvoudig was in het gebruik, zodat ook gewoon voetvolk er tamelijk snel mee kon omgaan. Als het wapen (een boog op een korte kolf) eenmaal met spierkracht, een ratel of een hefboom was gespannen, kon er met grote accuratesse en over grote afstand maar zonder enige verdere inspanning mee worden geschoten. Het grote nadeel, in vergelijking met de concurrerende handboog, was de betrekkelijk lage schietfrequentie. Het kostte nogal wat tijd om een kruisboog te spannen en te laden. Ervaren kruisboogschutters konden maximaal drie pijlen per minuut afvuren, tegen handboogschutters twaalf. Beide wapens hadden één zwak punt: als de pees nat werd, kon deze vaak niet meer worden gespannen. Tijdens de slag bij Crécy (1346) lieten de Genuese kruisboogschutters die als huurlingen in het Franse leger dienden, hun boogpezen nat worden. De Engelse handboogschutters hielden hun wapen droog en konden daardoor de Franse ridders ongehinderd uitschakelen.

Door de kerk veroordeeld
Vanaf de 11de eeuw werden beide boogtypen in toenemende mate en met verwoestend effect ingezet op het slagveld en tijdens belegeringen. Veel ridders waren dan ook blij met de veroordeling van beide wapens door de rooms-katholieke kerk. Paus Urbanus II had al in 1097 geprobeerd de kruisboog te verbieden, maar pas met het Tweede Lateraanse Concilie werd echt werk van de zaak gemaakt. Paus Innocentius II opende de kerkvergadering op 2 april 1139. Meer dan 500 afgevaardigden waren bijeengekomen in het pauselijke paleis aan het Piazza San Giovanni in Rome. Het op één na laatste besluit van de kerkvaders behelsde een verbod op kruis- én handboog. Kort samengevat: ‘Wij verbieden hierbij, op straffe van excommunicatie, de dodelijke en Gode niet welgevallige kruis- en handboogwapens te gebruiken tegen katholieken en andere christenen.’ Niet-christenen waren blijkbaar van bescherming door de kerk uitgesloten. Algauw bleek dat christelijke strijders de kerkelijke ban aan hun laars lapten. Daarvoor waren de voordelen van beide wapens nu eenmaal te groot. Paus Gregorius IX probeerde het verbod in 1234 nog wel leven in te blazen, maar ook hij slaagde er niet in de boog uit te bannen. Vooral de opmars van de kruisboog bleek niet te stoppen.

Wapen uit de hel
Dat een van de eerste wapenverboden uit de geschiedenis mislukte, lag aan de tegenstrijdige aard van het pauselijke decreet. Dezelfde ridders die op kruistocht in het Heilig Land vrijelijk mochten schieten op hun mohammedaanse tegenstanders, werden geacht hun wonderwapen thuis te laten als ze hun christelijke opponenten te lijf gingen. Van meet af aan was zo’n onredelijk voorschrift gedoemd te worden genegeerd. Het grote bereik en de dodelijke accuratesse maakten de kruisboog praktisch onvervangbaar. Kasteelbouwers hielden al snel rekening met het bereik van het wapen. Vestingtorens bijvoorbeeld stonden voortaan op minder dan één kruisboogschot van muren die door de vijand bestormd konden worden. Op die manier konden de aanvallers één voor één worden neergelegd.
Aan het begin van de 15de eeuw was het weinig ridderlijke wapen algemeen aanvaard als onderdeel van de basisuitrusting van een edelman. Rond die tijd was de kerkelijke ban allang in vergetelheid geraakt. Maar ook eerder al hoefde geen boogschutter bang te zijn voor de hel. In de praktijk kon de eeuwige verdoemenis altijd worden omzeild door een schenking aan de kerk of door een andere penitentie, zoals deelname aan een kruistocht.

Bron: Olivier Keun - uit geschiedenis.eu

De Gilde vandaag

Sinds 1939 beschikt de Sint-Jorisgilde ,in de Guido Gezellewarande aan de Stijn- Streuvelstraat N° 59 ,over een uitgestrekt terrein met een ruim lokaal.  Het kunstpatrimonium is er ondergebracht, hoofdzakelijk in de gildekamer (Eedzaal ).De hier tentoongestelde foto’s geven een beeld van het terrein met het lokaal en de gildezaal.

De gilde houdt schietingen op “DOEL,, gedurende de wintermaanden vanaf september tot einde april en op de “PERS,, gedurende de zomer vanaf einde april tot  september.

Er worden eveneens bijzondere prijsschietingen en feesten ingericht gedurende het jaar

o.a.–Nieuwjaarreceptie -Sint-Jorisfeest—Sireschieting—Eedaflegging nieuwe confraters -- Sluiting en opening van Pers en Doel schietingen—Kermisweek—Hammekensfeest-- Sinterklaasschieting voor de leden ,en sinterklaas voor de kinderen -Eindejaarsfeest.           

De gilde neemt deel aan verscheidene manifestaties in de stad Brugge.

o.a.-H.-Bloed-en Blindekens processie –Rei feesten — Gouden  Boomstoet—Demonstratieschietingen — Bloemen neer legging.

 

Het Gildendomein omvat :

Een prachtig gelegen schietterrein met een 36 meter hoge pers, omringt in een sierlijk groen kader, en dit aan de binnenrand van de stad.

        Een gildenlokaal met:

  • A- De gelagzaal versiert met een groot aantal persbogen gemaakt door de wapenmeester van de gilde.
  • B-  De gildekamer of Eedzaal.Hier zetelt de “EED,, en wordt er maandelijks bestuursvergaderingen gehouden. Er hangen oude schilderijen van vroegere hoofdmannen,enkele schilderijen van Sire en doelbogen van de leden .Alsook tal van geschiedkundige herinneringen creërend de intieme sfeer van deze raadszaal.
  • C- De doelzaal met vier ingerichte doelbanen op 20 meter voor schietingen op doel tijdens de wintermaanden. Hier worden ook een grote verzameling eremetalen, en onderscheidingen, behaald ter gelegenheid van een of andere schieting en herinneringen, ten toon gesteld.
  • D-Het paviljoen. Dit werd ons geschonken  en ingericht door de Stad Brugge. Het draagt de naam van onze Hoofdman “Camiel Heyneman ,, de bezieler van dit lokaal.
  • E-De woning van de huismeester. Het domein  wordt bewoond en onderhouden door een  huismeester, en is beschermd tegen inbraak en diefstal.

Als archief wordt er bewaard het “Guldenboek,, met de handtekeningen  van de leden van het Belgische vorstenhuis en hoogwaardigheid personen.

De oude archieven en waardevolle documenten worden echter in het Brugs stadsarchief veilig bewaard.

De Gilde is als museum opengesteld en kan bezocht worden tijdens de zomermaanden vanaf mei tot einde september, tijdens de werkdagen en dit op aanvraag.                                                                               

Resolutie van 8 januari, 1843, vastgesteld voor de generale vergadering.

 

Artikel 1: Er zullen in onze gilde zogenaamde lekenbroeders mogen aanvaard worden.

Artikel 2: Zij zullen moeten voorgesteld worden door een werkelijk lid, en de naam van het nieuwe lid zal op onze gildenkamer worden aangekondigd op een affiche die ondertekend is door de griffier, of door de 2de griffier, of in hun afwezigheid door een werkelijk lid van de gilde.

Artikel 3: De aanvaarding zal iedere laatste zondag van de maand plaatsvinden, alle werkelijke leden zullen per brief verzocht worden hierbij aanwezig te zijn.

Artikel 4: Een nieuw lid zal voor zijn lidmaatschap twee frank vijftig centiemen betalen aan de hofmeester, en ook nog minstens vijftig centiemen voor het werk van de klerk.

Artikel 5: De retributie bedraagt vijfenveertig centiemen per maand, die zal moeten betaald worden op de dag van hun intrede als werkelijk lid tot de laatste dag van december.

Artikel 6: Elk jaar in de maand januari wordt de hofmeester belast met de taak de jaarlijkse retributie te doen betalen door de leden, het is de hofmeester toegestaan krediet te geven aan de leden, deze retributie kan bij de particuliere resolutie worden verhoogd of verlaagd.

Artikel 7: De dagen van schieting zijn vastgesteld op zondag, maandag, donderdag, en op alle katholieke feestdagen na paasmaandag tot de laatste zondag van oktober.

Artikel 8: Volgens artikel 16 van onze grondwet worden er op alle maandagen en op alle katholieke feestdagen beginnende in mei tot eind oktober prijzen geschoten op de pers die door de leden elk op hun beurt geschonken worden. Er wordt dan een loting gehouden met al de leden die hier aan deelnemen, degenen die niet getekend hebben, zullen niet mogen schieten. Al diegenen die prijzen hebben geschonken aan de pers zullen kunnen beslissen of er op zondag al dan niet om deze prijzen zal worden geschoten.

Artikel 9: De inleg bedraagt zestig centiemen en hiervoor zullen twee vogels worden opgesteld, voor iedere afgeschoten vogel krijgt een lid vijfentwintig centiemen terug, de resterende tien centiemen zijn voor de onkosten van de pijlenrapers.

Artikel 10: Voor alle schietingen zal er geschoten worden per twee man, een schutter mag geen twee prijsvogels afschieten, indien hij er twee afschiet, moet hij er 1 afgeven aan zijn kompaan, de andere artikelen zullen gevolgd worden volgens artikel 16 van onze grondwet.

Artikel 11: De leden zullen zich moeten gedragen zoals is beschreven in artikel 11 van onze grondwet.

Artikel 12: De boeten zullen gevolgd worden volgens de geconstitueerde boeten van onze grondwet.

Artikel 13: Indien een confrater of de echtgenote van een confrater overlijdt worden alle werkende leden verzocht de mis bij te wonen, indien zij dit niet doen, zullen zij beboet worden volgens artikel 27 van onze grondwet.

Artikel 14: Indien een lid graag werkend lid zou willen worden, dan zal hij dit kenbaar moeten maken aan de hofmeester, die zal dan een retributie aanrekenen.

Artikel 15: Geen enkel lid zal recht hebben op vergoeding voor volbrachte taken ten dienste van de gilde.

 

Opgesteld in onze vergadering op 15 nov. 1846.  

Hoofdman Jan Goetinck

Bekrachtigd door 14 leden van de gilde.

Adres

Hoofdgilde Sint-Joris Brugge vzw

Stijn Streuvelsstraat 59

8000 Brugge