Resolutie van 8 januari, 1843, vastgesteld voor de generale vergadering.
Artikel 1: Er zullen in onze gilde zogenaamde lekenbroeders mogen aanvaard worden.
Artikel 2: Zij zullen moeten voorgesteld worden door een werkelijk lid, en de naam van het nieuwe lid zal op onze gildenkamer worden aangekondigd op een affiche die ondertekend is door de griffier, of door de 2de griffier, of in hun afwezigheid door een werkelijk lid van de gilde.
Artikel 3: De aanvaarding zal iedere laatste zondag van de maand plaatsvinden, alle werkelijke leden zullen per brief verzocht worden hierbij aanwezig te zijn.
Artikel 4: Een nieuw lid zal voor zijn lidmaatschap twee frank vijftig centiemen betalen aan de hofmeester, en ook nog minstens vijftig centiemen voor het werk van de klerk.
Artikel 5: De retributie bedraagt vijfenveertig centiemen per maand, die zal moeten betaald worden op de dag van hun intrede als werkelijk lid tot de laatste dag van december.
Artikel 6: Elk jaar in de maand januari wordt de hofmeester belast met de taak de jaarlijkse retributie te doen betalen door de leden, het is de hofmeester toegestaan krediet te geven aan de leden, deze retributie kan bij de particuliere resolutie worden verhoogd of verlaagd.
Artikel 7: De dagen van schieting zijn vastgesteld op zondag, maandag, donderdag, en op alle katholieke feestdagen na paasmaandag tot de laatste zondag van oktober.
Artikel 8: Volgens artikel 16 van onze grondwet worden er op alle maandagen en op alle katholieke feestdagen beginnende in mei tot eind oktober prijzen geschoten op de pers die door de leden elk op hun beurt geschonken worden. Er wordt dan een loting gehouden met al de leden die hier aan deelnemen, degenen die niet getekend hebben, zullen niet mogen schieten. Al diegenen die prijzen hebben geschonken aan de pers zullen kunnen beslissen of er op zondag al dan niet om deze prijzen zal worden geschoten.
Artikel 9: De inleg bedraagt zestig centiemen en hiervoor zullen twee vogels worden opgesteld, voor iedere afgeschoten vogel krijgt een lid vijfentwintig centiemen terug, de resterende tien centiemen zijn voor de onkosten van de pijlenrapers.
Artikel 10: Voor alle schietingen zal er geschoten worden per twee man, een schutter mag geen twee prijsvogels afschieten, indien hij er twee afschiet, moet hij er 1 afgeven aan zijn kompaan, de andere artikelen zullen gevolgd worden volgens artikel 16 van onze grondwet.
Artikel 11: De leden zullen zich moeten gedragen zoals is beschreven in artikel 11 van onze grondwet.
Artikel 12: De boeten zullen gevolgd worden volgens de geconstitueerde boeten van onze grondwet.
Artikel 13: Indien een confrater of de echtgenote van een confrater overlijdt worden alle werkende leden verzocht de mis bij te wonen, indien zij dit niet doen, zullen zij beboet worden volgens artikel 27 van onze grondwet.
Artikel 14: Indien een lid graag werkend lid zou willen worden, dan zal hij dit kenbaar moeten maken aan de hofmeester, die zal dan een retributie aanrekenen.
Artikel 15: Geen enkel lid zal recht hebben op vergoeding voor volbrachte taken ten dienste van de gilde.
Opgesteld in onze vergadering op 15 nov. 1846.
Hoofdman Jan Goetinck
Bekrachtigd door 14 leden van de gilde.